VANAF DE BASELINE
Jos Huigen
Wow! Wat een ervaring om de Special Olympics te mogen meemaken.
Neen, geen verslag van mijn hand over de sportieve prestaties van ‘onze’ jongens en meisjes. Daar is al genoeg over geschreven. Neen, ook geen opsomming van al degenen die in aanmerking komen voor een oprechte dankbetuiging voor hun bijdrage aan dit fantastische evenement. Je zult maar iemand vergeten. Ook geen statistieken over de medailleverdeling, gerelateerd aan het aantal inwoners van een land of het aantal deelnemers. Neen, dat laat ik aan de cijferaars over.
Ik beperk mij tot enkele observaties vanaf de zijlijn, of – in een enkel geval – vanaf de baseline.
Wat een luxe om met KLM business class in een zetel naar Los Angeles te worden gevlogen. Wat fantastisch dat een sponsor dit voor André Smit, John Witteman en ondergetekende betaalbaar én mogelijk heeft gemaakt. Mijn oprechte dank!
Wat een feest om zoveel sporters uit 177 landen het Coliseum van Los Angeles te zien binnenlopen.
Palestijnen naast Israëliers, Iranezen en Amerikanen, Russen en Oekraïners, Grieken naast Turken, Japanners samen met Chinezen. Als ik het enthousiasme, de blijdschap en verbroedering van deze sporters zie, vraag ik mij af wie in hemelsnaam een beperking hebben. Deze sporters of hun politici?
Ten opzichte van Nederland lijkt alles uitvergroot in de USA. Hamburgers laten zich alleen door een grote mond verorberen, de kleinst denkbare beker koffie gaat al gauw richting halve liter en verbaal weten ze daar ook van wanten. De ‘wows’, ‘great’ en ‘fantastic’ zijn niet van de lucht. Maar, het zij gezegd, de Special Olympics waren ook GREAT!
Ik heb nagenoeg alleen maar stralende gezichten gezien. Blije mensen, gericht op verbroedering, saamhorigheid en nieuwsgierig naar andere culturen. Zo zocht een heerlijk spontaan meisje uit Mali contact met diverse toeschouwers. Zij deelde zelfgemaakte armbandjes uit aan mensen die zij ‘nice’ vond. Ontroerend.
Ontroerend was ook om te zien hoe elf kleine, magere jongens uit Bangladesh het voetballend opnamen tegen een team van grote, sterke Serviërs. Moedig strijdend gingen de rood/groenen onderuit. Voetballend even sterk, maar fysiek het onderspit delvend. Geen onvertogen woord.
Het viel mij op dat er op hoog niveau werd gevolleybald. In de grote sporthal werd er op zes velden tegelijk gespeeld. Op grote scoreborden werden alle tussenstanden getoond, terwijl ‘mister speaker’ de wedstrijden van enthousiast commentaar voorzag. Met gesloten ogen was het waarneembaar wanneer het Amerikaanse team aantrad; een oorverdovend gejuich.
In een verslag van de Nederlandse Gehandicaptenbond las ik dat ditsoort evenementen zo goed zijn voor het vergroten van het zelfvertrouwen van onze sporters en hun persoonlijke ontwikkeling. Ik geloof het graag. Dat laatste geldt mijns inziens overigens ook voor meegereisde fans. Het is goed om te ervaren hoe supporters van andere landen omgaan met aanmoedigen. Omgaan met verliezen is een kunst, maar omgaan met winst ook.
Sport verbroedert en is daarom zo belangrijk!